Noli me tangere, 1507

1507 (gedateerd)
54,5 x 39 cm
Kassel, Staatliche Museen

Als Maria Magdalena na de kruisiging van Christus naar diens graf gaat, ontdekt zij dat dit leeg is. Ze ziet een man staan waarvan ze denkt, dat het de hovenier van het kerkhof is. Als zij de man vraagt waar het lichaam gebleven is, ziet zij pas dat het Christus zelf is, die is opgestaan uit het graf. Christus spreekt tot haar: ‘Raak mij niet aan (in het Latijn: Noli Me Tangere) want ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader’. Deze tekst staat in het Latijn op de zoom van het gewaad van Christus te lezen. Op de achtergrond bevinden zich diverse andere scènes, die plaatsvinden na de opstanding van Christus, zoals de maaltijd met de Emmaüsgangers.

Maria Magdalena is makkelijk te herkennen  aan haar rijke kleding, een herinnering aan de tijd van voor haar bekering, toen zij nog het oudste beroep ter wereld uitoefende. Verder herkent men haar aan de aardewerken zalfpot, die tussen Maria Magdalena en Christus staat. De zalfpot is van een type zalfpot dat in Jacob Cornelisz.’s tijd gangbaar was, een zogenaamde ‘albarello’. Deze is aan de bovenkant afgedekt met een om de bovenrand gevouwen perkamenten ‘dekseltje’.

Het schilderij heeft een buitengewone mate van detaillering. De brokaten mantel van Maria Magdalena en de planten zijn hiervan goede voorbeelden. Ook de achtergrond is minutieus uitgevoerd: men ziet bijvoorbeeld twee haasjes in het gras achter elkaar aanrennen, door de schilder raak getroffen in slechts enkele minuscule penseelstreken.

Op de ‘albarello’ staat de datering 1507 in Romeinse cijfers: ‘MCCCCCVII’. Dit maakt dit schilderij samen met de Kruisiging in New York het vroegst bekende gedateerde schilderij van Jacob Cornelisz. van Oostsanen.

Over de toeschrijving aan Jacob is tot op heden discussie. In 2006 betoogde Daantje Meuwissen dat het werk niet door hem is geschilderd, omdat het stilistisch te veel afwijkt van de Kruisiging uit hetzelfde jaar (1507). Twee details blijken er echter op te wijzen dat het werk wel degelijk uit zijn atelier komt. Ten eerste is de weegbree op de voorgrond rechts vrijwel exact hetzelfde weergegeven als op de David en Abigaïl –  een werk dat zonder twijfel aan Jacob wordt toegeschreven. Mogelijk was er in het atelier een modeltekening van deze plant aanwezig die meermaals werd gebruikt. Ten tweede blijkt uit het onderzoek van Esther van Duijn naar geschilderde goudbrokaten dat het patroon van Maria Magdalena’s goudbrokaten mantel overeenkomt met dat in andere werken van Jacob, waaronder nota bene de Kruisiging uit 1507. Ook voor het schilderen van goudbrokaten stoffen werden in het atelier waarschijnlijk patronen gebruikt.

Literatuur

Van Duijn 2013, appendix, tabel/patroon F

Meuwissen 2006

Meuwissen 2014, cat. 3