Het vroegste Amsterdamse schetsboek

De Schreierstoren, de Kapel ter Heilige Stede en het Galgenveld – dat zijn enkele van de Amsterdamse locaties die zijn vastgelegd in een schetsboekje op zakformaat uit de periode 1520-1535. Het boekje is gebruikt in de werkplaats van Jacob Cornelisz. van Oostsanen (ca. 1470-1533), aan wie van 15 maart t/m 29 juni 2014 een grote tentoonstelling was gewijd in het Amsterdam Museum en het Stedelijk Museum Alkmaar. Na jarenlange voorbereiding en uitvoerig onderzoek door kunsthistorica Ilona van Tuinen presenteerde de Stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen in maart 2014 Het vroegste Amsterdamse schetsboek: de eerste volledige reproductie op ware grootte (ca. 15 x 10 cm) van het schetsboekje, met een toelichting per blad.

Een kijkje in Jacobs werkplaats

In het boekje zijn allerlei tekeningen naar bekende schilderijen van Jacob Cornelisz. te vinden, bijvoorbeeld naar zijn ambitieuze Allerheiligentriptiek uit 1523 (afb. 1) en zijn Maria met Kind uit 1526-1530 (Stuttgart, Staatsgalerie). Gezien de vele verbanden met werken van Jacob Cornelisz. uit de jaren 1520, is het waarschijnlijk dat de meeste tekeningen uit dat decennium stammen.

allerheiligentriptiek

Afb. 1a) Allerheiligendrieluik van Jacob Cornelisz van Oostsanen, 1523 (Kassel, Staatliche Museen)

sb_46_fol_23v

Afb. 1b) Natekening op fol. 23v van het schetsboek

Het is een klein wonder dat de schetsboekbladen hun oorspronkelijke formaat hebben behouden en in de loop der tijd niet zijn bijgesneden. Dit is onder andere te zien aan de originele inbindgaatjes, die op vrijwel ieder blad behouden zijn, en aan de afgeronde hoeken. Het boekje was dus betrekkelijk klein, en de kunstenaar kon het dan ook gemakkelijk meenemen. De diversiteit aan tekeningen is groot: naast kopieën naar andere composities zijn er ook portretten, figuurstudies, stadsgezichten, dierenstudies, perspectivische oefeningen en ornamenten. De kunstenaar stond kennelijk altijd met zijn boekje paraat.

In Het vroegste Amsterdamse schetsboek wordt een baanbrekend nieuw antwoord gesuggereerd op de vraag wie de tekenaar was. Tot nu toe hebben kunsthistorici hem beschouwd als een anonieme werkplaatsassistent van Jacob, die ze de “Meester van het Berlijnse Schetsboek” genoemd hebben. Daantje Meuwissen, conservator van de overzichtstentoonstelling ‘Van Oostsanen – de eerste Hollandse meester’, heeft tijdens het onderzoek voor deze uitgave echter treffende overeenkomsten gevonden tussen tekeningen in het schetsboekje en de houtsneden en cartografische werken van Jacobs bekende kleinzoon Cornelis Anthonisz. (ca. 1505-1553). Zij oppert daarom dat het schetsboekje aan hem toebehoorde. In elk geval is zeker dat dat het schetsboekje heel Amsterdams is: het onderzoek van Ilona van Tuinen heeft uitgewezen dat het de vroegste tekeningen van de stad bevat.

sb_18_fol_9v

Afb. 2) fol. 9v: opgehangen lijk

Op pad in zestiende-eeuws Amsterdam

Het zijn de jaren 1520. De succesvolle werkplaats van Jacob Cornelisz is gevestigd in de Kalverstraat, pal in het centrum van Amsterdam. Het is een echt familiebedrijf: behalve kleinzoon Cornelis Anthonisz. werken onder meer twee zonen van Jacob er. De werkplaats produceert schilderijen zoals altaarstukken en portretten, maar ook houtsneden, monumentale gewelfschilderingen en ontwerpen voor kerkelijke gewaden.

Met de schetsboektekenaar als gids lopen we van Jacobs atelier in de Kalverstraat naar de plaets (de huidige Dam), waar het middeleeuwse stadhuis staat (dat een eeuw later zal afbranden en dan zal worden vervangen door het monumentale bouwwerk dat er nog steeds staat, het huidige Paleis op de Dam). Op de plaets worden onder grote publieke belangstelling regelmatig misdadigers geëxecuteerd. De kunstenaar heeft met zijn brede interesse zonder twijfel wel eens zo’n gruwelijke executie bijgewoond. Wat hij in elk geval interessant vindt om vast te leggen, zijn de verminkte lijken van de criminelen die even over het IJ, op het Galgenveld in Volewijck, aan palen worden opgehangen ter waarschuwing voor de Amsterdammers. Het is er vreselijk onaangenaam en de geur is, ondanks het zilte water van het IJ, ondraaglijk. Dit weerhoudt de kunstenaar er niet van om in een bootje te stappen en, eenmaal op het Galgenveld, maar liefst drie bladen te vullen met tekeningen van rottende lijken (afb. 2). Cornelis Anthonisz. gaf het Galgenveld ook – piepklein maar duidelijk herkenbaar – weer in de rechteronderhoek van zijn beroemde houtsnede met het Gezicht op Amsterdam in vogelvlucht.

sb_98_fol_48r

Afb. 3) fol. 48r: noordwestelijk Amsterdam

Misschien is het op de terugweg van het Galgenveld, als de kunstenaar op een bootje het IJ oversteekt, dat hij een vluchtige schets maakt van het meest noordwestelijke puntje van Amsterdam in de verte, met de Haarlemmerpoort (afb. 3). Als hij weer in de haven van Amsterdam is gearriveerd, tekent hij misschien de grote, aangemeerde zeehulk, waar hij zo tevreden over is dat hij gaatjes in de contouren prikt zodat hij die kan overbrengen in een andere compositie (afb. 4).

sb_05_fol_3r

Afb. 4) fol. 3r: hulk en sloep

Na zijn overtocht over het IJ gaat hij waarschijnlijk al snel weer terug naar de drukke werkplaats aan de Kalverstraat. Het blad dat oorspronkelijk direct na het zicht op de Haarlemmerpoort kwam, bevat namelijk het bovenste gedeelte van de inmiddels afgebroken Kapel ter Heilige Stede, gelegen tussen het Rokin en de Kalverstraat, schuin tegenover Jacobs atelier (afb. 5). Gezien het noordwestelijke aanzicht op de kerk en het hoge perspectief van de tekening, heeft de kunstenaar deze hoogstwaarschijnlijk gemaakt  vanaf de zolderverdieping van de werkplaats. Tijdens andere  omzwervingen door de stad maakt hij onder meer een tekening van de Schreierstoren, gelegen aan de huidige Prins Hendrikkade (afb. 6).

 

sb_22_fol_11v

Afb. 5) fol. 11v: Heilige Stede

sb_79_fol_39r

Afb. 6) fol. 39r: Schreierstoren

Renaissanceornamenten en perspectiefstudies

sb_26_fol_13v

Afb. 7) fol. 13v: renaissancearchitectuur

Naast Amsterdamse stadstaferelen bevat het schetsboekje uitzonderlijk veel tekeningen (ruim 25 bladen) met renaissanceornamenten. De kunstenaar uit Jacobs werkplaats had duidelijk een grote interesse voor dit nieuwe soort ornament, dat, geïnspireerd door Italiaanse voorbeelden, in de eerste decennia van de zestiende eeuw zijn intrede deed in de Nederlandse kunst en architectuur (afb. 7). Een soortgelijke belangstelling voor zulke ornamenten en architectuur legde Jacob Cornelisz. aan de dag in zijn schilderijen uit de tweede helft van de jaren 1520.

Een tweede opmerkelijke en unieke groep tekeningen in het schetsboekje is die van de perspectivische oefeningen (ruim 17 bladen). Een deel hiervan, vooral de oefeningen met zichtlijnen en lineair perspectief, verraadt kennis van het invloedrijke handboek voor kunstenaars van Albrecht Dürer, de Unterweisung der Messung, dat in 1525 werd uitgegeven en kennelijk al meteen beschikbaar was voor de schetsboekkunstenaar. Een ander deel, namelijk de oefeningen in het suggereren van massa en diepte, gaat terug op het beroemde Italiaanse handboek over verhoudingen: Luca Pacioli’s De Divina Proportione uit 1509. Het feit dat Jacobs werkplaats toegang had tot zulke belangrijke werken, en er al zo snel na de verschijning daadwerkelijk gebruik van maakte, onderstreept niet alleen de status van dit artistieke brandpunt, maar ook het belang van de stad Amsterdam als kunstzinnig en intellectueel centrum in het eerste kwart van de zestiende eeuw.

Ontwikkeling van de kunstenaar

De diversiteit aan tekeningen vormt als het ware een staalkaart van alle soorten technieken en onderwerpen die een jonge kunstenaar moest beheersen voordat hij aan een zelfstandige carrière kon beginnen. We zien de tekenaar driftig kopiëren naar bestaande kunstwerken van zijn meester, soms naar het gehele werk, dan weer naar details die hem bijzonder opvallen. Soms zien we hem voorzichtig een eigen conceptie op papier zetten, en in meerdere gevallen zien we hem tekenen naar de natuur, bijvoorbeeld naar bootjes in de haven of naar gebouwen in Amsterdam. Met dit schetsboekje had de kunstenaar niet alleen een overzicht van zijn eigen vooruitgang en een herinnering aan dingen die hij de moeite waard vond om op te nemen, maar ook een rijke bron van elementen die hij in zijn latere carrière kon gebruiken.

Over deze publicatie

Het vroegste Amsterdamse schetsboek is een uitgave van de Stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen, die zich sinds 2000 inzet om het werk van deze vroege meester meer bekendheid bij het brede publiek te geven. Het schetsboek bevindt zich in het Kupferstichkabinett van de Staatliche Museen in Berlijn, dat de publicatie mede mogelijk heeft gemaakt. Tijdens de tentoonstelling was het originele boekje te zien in het Amsterdam Museum. Het onderzoek voor deze publicatie is uitgevoerd met subsidie van het Prins Bernhard Cultuurfonds. De totstandkoming van de publicatie is gesubsidieerd door Rabobank Zaanstreek. Vormgeving en druk zijn verzorgd door drukkerij Van Wijk uit Oostzaan.

Het-vroegste-Amsterdamse-schetsboek-2dln-in-cassetteIlona van Tuinen, met een bijdrage van Daantje Meuwissen (eindredactie: Andrea van Leerdam)
Het vroegste Amsterdamse schetsboek. Een zestiende-eeuws zakboekje uit het atelier van Jacob Cornelisz van Oostsanen
Stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen 2014
ISBN 9789082173109
2 delen in cassette (deel 1: reproductie op ware grootte; deel 2: commentaar)
€ 22,95

Verkrijgbaar in de boekhandel, in de museumwinkels in Amsterdam en Alkmaar, en online

Bestellen