In het populair-wetenschappelijke tijdschrift Quest Historie nr. 4 van december 2009, een themanummer over ‘magie’, zijn twee kleurrijke pagina’s gewijd aan Jacob Cornelisz. van Oostsanens schilderij Saul bij de heks van Endor uit 1526. Natuurlijk zijn wij als stichting verheugd over deze aandacht voor onze geliefde schilder. Het artikel in Quest bevat echter een aantal beweringen die zó kort door de bocht gaan dat ze een verkeerd beeld geven van de betekenis en de historische context van het schilderij. Daarom lichten we hier graag toe wat er precies bekend is over dit bijzondere werk.
Opdrachtgever onbekend
De voorstelling op dit paneel (geen doek, zoals Quest vermeldt) wijkt sterk af van al het andere werk van Jacob Cornelisz. van Oostsanen. Ook verder komt het onderwerp van Saul bij de heks van Endor vrijwel niet voor in de middeleeuwse kunst. Dat het een werk van Jacob is weten we omdat het gesigneerd is. Technisch onderzoek heeft uitgewezen dat deze signatuur inderdaad origineel is en niet pas later toegevoegd. Het schilderij is opvallend precies gedateerd: bij de signatuur staat de datum 29 november 1526. Deze datum in combinatie met de uitzonderlijke iconografie en details doen sterk vermoeden dat het schilderij met een speciale bedoeling is gemaakt. Wat de precieze aanleiding was en wie de opdrachtgever was, hebben onderzoekers echter nog niet kunnen achterhalen. De ‘sfeerschets’ waarmee het artikel in Quest opent, van Jacob die in zijn atelier staat te bedenken hoe hij zijn Amsterdamse katholieke opdrachtgevers kan plezieren en tegelijkertijd elementen uit Griekse mythen en sagen kan verbeelden in dit werk, berust dus geheel op fantasie.
Bijbelverhaal
Het schilderij verbeeldt de bijbelteksten I Samuel 28:3-20 (Saul bezoekt vrouw in Endor) en I Samuel 31:3-6 (zelfmoord van Saul en de dood van zijn zonen). Koning Saul moet ten strijde trekken tegen de Filistijnen (in de achtergrond van het schilderij zien we een legerkamp en strijdgewoel). Als hij hun leger ziet, wordt hij bang en vraagt hij God om raad. God antwoordt hem echter niet. Daarom gaat hij naar een vrouw in Endor, die de geesten van doden kan bezweren (links op het schilderij). Hij vraagt haar om de geest van de profeet Samuel, zijn vroegere raadgever, op te roepen. Samuel verschijnt (midden, onder de boog van de ruïne, zie afb. hieronder), en in plaats van Saul raad te geven voorspelt hij hem dat hij de oorlog zal verliezen omdat God zich van hem heeft afgekeerd vanwege zijn zondigheid. Later wordt Saul aangevallen door de Filistijnen: ze vermoorden zijn drie zoons en om te voorkomen dat ze ook hem zullen doden, stort Saul zich in zijn zwaard (helemaal in de verte op de achtergrond, midden, zie afb. hieronder).
Moraal van het verhaal
De kern van het verhaal staat vermeld op de twee tekstbanderollen linksbovenaan het schilderij. De langste tekst is een samenvatting van het bijbelverhaal in het Latijn. De tekst daarboven is in het Nederlands en geeft de ‘moraal van het verhaal’ weer: Saul gaf zichzelf over aan toverij; door Samuel uit de dood te ‘wekken’ kwam hij zelf te overlijden. Het schilderij draagt dus de boodschap uit dat hekserij het werk van de duivel is, en dat wie zich afkeert van God gestraft zal worden.
Middeleeuwse hekserij
Toch is het niet het bijbelverhaal dat de meest prominente plaats in de voorstelling inneemt. Die is namelijk weggelegd voor de heks en haar helpers die zich met hun duistere praktijken bezighouden: ze wekken Samuel op uit de dood. In de bijbel wordt overigens niet gesproken van een heks maar van een vrouw die geesten van doden kan bezweren. Ze is hier weergegeven met allerlei attributen die in Jacobs tijd met hekserij werden geassocieerd en onder andere zijn beschreven in De sleutel van Salomon, een wijdverbreid 15e-eeuws traktaat over magie. We zien de heks in een magische cirkel zitten, die volgens het traktaat nodig is om in contact met de geesten te treden. Naast haar houdt een sater een boek vol magische formules vast. De sleutel van Salomon maakt ook melding van een eenzame ruïne, twee kaarsen van mensenvet, en wierook – allemaal elementen die in de voorstelling te herkennen zijn. Ook zien we rechts een heks op een bezem vliegen. Al in 1489 beschreef Ulrich Molitor in zijn De Laniis et phitonicis mulieribus (‘Over heksen en waarzegsters’, een van de vroegste werken over hekserij) dat heksen zich op deze manier verplaatsen. Er zijn nog veel meer details die associaties met hekserij of (seksuele) zonde hebben, zoals het artikel in Quest ook duidelijk maakt: bijvoorbeeld de uilen onder de zetel van de heks, de saters en geiten, de draailier van de sater uiterst rechts, en de worstjes die de heks rechts aan het grillen is.
Heksen en protestanten
Het was klaarblijkelijk de bedoeling dat beschouwers van dit schilderij de prominent afgebeelde eigentijdse attributen van hekserij en zonde gemakkelijk zouden herkennen. Daar zal de schilder vast een goede reden voor hebben gehad, maar welke? De kop van het artikel in Quest luidt ‘Protestanten zijn heksen’. Het is mogelijk dat dit schilderij verband houdt met de geloofsstrijd tussen katholieken en protestanten ten tijde van de Reformatie, zoals we hierna zullen toelichten, maar de titel in Quest is ronduit onjuist – naar ons idee heeft niemand in de hele geschiedenis ooit beweerd dat protestanten heksen zijn. Hoe zit het dan wél?
Behalve verwijzingen naar hekserij bevat het schilderij ook een aantal verwijzingen naar de eucharistie, het belangrijkste sacrament in de katholieke geloofsleer waarbij het brood en de wijn tijdens de mis het lichaam en bloed van Christus worden. In Jacobs tijd, de tijd van de Reformatie, woedde er discussie over de betekenis van de eucharistie. Volgens de katholieke leer worden het brood en de wijn daadwerkelijk én blijvend het lichaam en bloed van Christus (transsubstantiatie). In de protestantse kerk worden ze ofwel gezien als symbool (calvinisme), of men gelooft dat ze alleen tijdens de eredienst daadwerkelijk in het lichaam en bloed van Christus veranderen (luthers-protestantisme: consubstantiatie) en daarna bijvoorbeeld best mogen worden uitgedeeld aan de armen.
Op het schilderij worden de belangrijkste symbolen van het christendom en van de eucharistie op een godslasterlijke manier verbeeld. Zo zien we op de voorgrond, temidden van de heksen, een omgekeerd kruis. Een van de vrouwen rechts houdt een beker vast zoals een priester de kelk met wijn tijdens de mis vasthoudt. Op de beker in het schilderij staat echter het woord MAL, oftewel ‘het kwaad’. Direct hierboven is een vliegende, naakte heks verbeeld die een schaal met brood vasthoudt. Het brood en de wijn zijn hier zó dicht bij elkaar verbeeld, dat een sterke associatie met de eucharistie ontstaat. Bovendien zijn er hosties verbeeld (herkenbaar aan het kruisje dat erop is weergeven, zie afb. hiernaast) aan de beide kaarsen die de heks op de voorgrond vasthoudt. In deze context, op deze manier verbeeld, worden de religieuze symbolen te schande gemaakt, en daarin ligt een aanwijzing voor de betekenis van het schilderij.
De negatieve referenties aan hekserij en de eucharistie, in combinatie met de ‘moraal’ van het bijbelverhaal over Saul, doen vermoeden dat de betekenis van het werk moet worden gezocht in de context van de geloofsstrijd van die tijd. De katholieken waren van mening dat de protestanten zich afkeerden van het ware geloof en dat God hen daar vroeg of laat voor zou straffen. Precies zoals met Saul gebeurde omdat hij zich met toverij inliet in plaats van op God te vertrouwen. Protestanten werden door de katholieke Kerk als ketters beschouwd omdat ze het ware geloof verwierpen. Ook heksen waren officieel als ketters bestempeld, namelijk in de Malleus Maleficarum (‘Heksenhamer’) uit 1486, het handboek voor inquisiteurs. In het schilderij zouden de heksen dus, via het thema ketterij en afkeer van het ware geloof, symbool kunnen staan voor protestanten. Omdat we niet weten wie de opdrachtgever van het schilderij was kunnen we het niet met zekerheid stellen, maar het werk lijkt een katholiek statement tegen de Reformatie, een waarschuwing tegen of een morele verwerping van het protestantisme.
Conclusie: heksen zijn ketters, net als protestanten
Door de symbolen van het geloof in een godslasterlijke context af te beelden (namelijk tussen de heksen die met hun duivelse praktijken bezig zijn), en in beeld én tekst te verwijzen naar het verhaal van Saul die moest sterven omdat hij zich van God had afgekeerd, verbeeldt Jacob Cornelisz. van Oostsanen met dit werk een morele waarschuwing tegen het protestantisme. Tegelijkertijd had hij met dit verhaal een prachtige aanleiding om allerlei fantasiewezens af te beelden. Zo’n ‘dubbele laag’ kom je in veel middeleeuwse kunstwerken tegen: fantasierijke of spannende scènes worden niet zomaar afgebeeld omdat ze leuk zijn om naar te kijken, maar ze staan in dienst van een religieuze, politieke of maatschappelijke boodschap.
Andrea van Leerdam, Stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen
Literatuur
- Jane Louise Carroll, The paintings of Jacob Cornelisz. van Oostsanen (1472?-1533), s.l. 1987. Proefschrift University of North Carolina.
- update: in Jacobsbode 24 (juli 2013) heeft Helen Wüstefeld een interessante en overtuigende interpretatie van dit schilderij gepubliceerd onder de titel “De bijbel, hekserij en een Amsterdams schilderij, of: hoe een koning ten onder kan gaan”. Dit artikel is gebaseerd op haar bijdrage ‘Clavicula Salomonis in the Kalverstraat, or Jacob Cornelisz van Oostsanen’s Witch of Endor Revisited’, in: R. de Weijert, K. Ragetli, A.J. Bijsterveld en J. van Arenthals, Living Memoria. Studies in Medieval and Early Modern Memorial Culture in Honour of Truus van Bueren (Hilversum 2011), pp. 347-363.