In de nieuwste Jacobsbode (nr. 22, mei 2012) presenteert promovendus Mart van Duijn van de Rijksuniversiteit Groningen een bijzondere ontdekking: een exemplaar van de Delftse Bijbel van 1477, de eerste gedrukte bijbel in de Nederlandse taal, met een eigendomsinscriptie van Jacob Cornelisz. van Oostsanen. Alsof dat nog niet spectaculair genoeg is, blijkt deze inscriptie nu ook nog nieuw bewijs te leveren voor de toeschrijving van de gewelfschilderingen in de Alkmaarse Laurenskerk aan Jacob Cornelisz.
Willem Haakma Wagenaar, restaurator van de Alkmaarse schilderingen, legt een verband tussen dit monumentale werk en de inscriptie in de Delftse bijbel.
Tijdens de restauratie in Alkmaar, die duurde van 2003 tot 2011, is de schildertechniek uitgebreid bestudeerd. Daaruit is gebleken dat zowel het Laatste Oordeel in het koor als de decoratieve beschildering van het gewelf in het noordertransept gemaakt moeten zijn door Jacob Cornelisz. en zijn atelier.
Suggestieve toepassing van schaduwen
Een toelichting op de schilderingen in het noordertransept besloot Haakma Wagenaar aldus:
“De suggestieve toepassing van de schaduwen wijst op de bemoeienis van een met de architectuur vertrouwde meesterschilder. Gezien het weldoordachte ontwerp van de tracering waarmee de kamversiering in de hoeken van richting verandert, moet dit ook Jacob Corneliszoon zijn geweest, die zijn houtsneden met soortgelijke architectonische elementen omkaderde. Hij zal de decoratie ontworpen hebben en hebben aangegeven hoe die moest worden uitgevoerd.”
Schaduwen in de Delftse bijbel
Haakma Wagenaar ziet aanvullend bewijs voor deze toeschrijving in de ontdekking van Mart van Duijn. In de Delftse Bijbel schreef Jacob Cornelisz. niet alleen zijn naam en het jaartal 1502; ook voorzag hij het drukkersmerk dat onder het colofon staat van een schaduw, door middel van arceringen. Het merk lijkt daardoor los te komen van de ondergrond. Haakma Wagenaar stelt vast dat in het Alkmaarse noordertransept de miskelken en de attributen van Jacobus op dezelfde wijze van het gewelf zijn losgemaakt.
Met dank aan Willem Haakma Wagenaar