Karel van Mander over Jacob Cornelisz.

mander_voorbladIn 1604 verscheen Het Schilder-boeck, geschreven door de in Haarlem werkzame schilder en schrijver Karel van Mander (1548-1606). Dit omvangrijke werk is een van onze belangrijkste bronnen van informatie over vijftiende- en zestiende-eeuwse schilders in de Nederlanden. Het Schilder-boeck bevat biografieën van Nederlandse en Duitse schilders vanaf de gebroeders Van Eyck (begin vijftiende eeuw) tot en met Van Manders eigen tijd. De verhalen over zijn tijdgenoten had hij vaak uit de eerste hand.

Zoals Giorgio Vasari (1511-1574) in 1550 in Florence zijn Levens van de grootste Italiaanse schilders, beeldhouwers en architecten (Le vite de’ più eccellenti pittori, scultori e architettori) publiceerde, zo wilde Van Mander met zijn Schilder-boeck een lofzang wijden aan de kunstenaars uit zijn eigen omgeving. Behalve biografieën van tijdgenoten bevat Het Schilder-boeck ook levensverhalen van schilders uit de klassieke Oudheid en de Italiaanse Renaissance, een handboek voor collega-schilders en een toelichting op de Metamorphosen van Ovidius (de klassieke mythen uit de Metamorphosen waren voor veel schilders een geliefd onderwerp). De Nederlandse kunstenaars worden dus niet zomaar beschreven, Van Mander presenteert ze als de climax van een lange traditie die vrijwel de hele kunstgeschiedenis bestrijkt.

In Het Schilder-boeck is ook een levensbeschrijving van Jacob Cornelisz. opgenomen, die hieronder in de originele versie is te lezen. De volledige tekst van Het Schilder-boeck, met facsimili van de eerste druk uit 1604, is online te vinden in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org).

Het leven van Iacob Cornelisz. uytnemende Schilder van Oostsanen, in Water-landt.

Geen cleen oorsaec en heeft het seer toenemende Amsterdam, hem hooghlijck te roemen in onse Schilder-const, te hebben ghehadt in heel vroeghen tijdt, een soo uytnemenden inwoonder oft Borgher, en groot Meester, in te handelen den Pinceel, als daer is gheweest den roem verdienenden vermaerden Iacob Cornelisz. van Oostsanen in Water-landt, Schilder: welcx gheboort-tijdt ick niet en hebbe connen vernemen, van dat hy in’t Iaer 1512. is gheweest den tweedden Meester van Ioan Schoorel. In welcken tijt hy Iacob Cornelisz. in de Const ervaren was, en alree groote kinderen hadd’, oock een dochterken van ontrent 12. Iaren, waer by men zijnen ouderdom oft geboort-tijdt goelijcx oft bynae gissen can. Hy was gheboren in een Dorp, gheheeten Oostsanen, in Waterlandt. Hoe hy aen de Const is geraeckt, onder den Boeren voort ghecomen wesende, heb ick niet vernomen: Dan dat hy t’Amsterdam een Borgher wesende, aldaer zijn leven heeft geeyndicht. In d’oude Kerck t’Amsterdam was van hem seer constigh ghedaen een schoon Altaer-tafel, wesende d’afdoeninge van den Cruyce, seer constigh, en wel geschildert: daer sat een gheknielde Magdalena, met een laken op d’aerde ligghende, met veel kreucken en vouwen, al ghedaen nae t’leven, ghelijck hy ghewent was alle zijn lakens te doen nae t’leven. Daer waren oock ter selver plaetsen van hem seer constigh ghedaen de seven wercken van barmherticheyt. Dese dinghen zijn in de beeldt-storminghe veel onder ghegaen. Eenige verblijfselen der verhaelde Tafel zijn te sien te Haerlem by Cornlis Suyker, in de sevensterre, die weerdich zijn te sien, met noch ander dingen. Onder ander seer uytnemende isser oock een stuck van Christi besnijdinghe, dat verwonderlijck wel ghedaen en suyver is, waer op staet een datum van 1517. waer by oock te sien is, wanneer hy ghebloeyt, en in de Const is blinckende gheweest. Daer is van hem een boven al uytnemende stuck van zijner handt t’Alckmaer, tot de Weduwe van Sonneveldt, toecomende het gheslacht van der Nyeborgh, en is een Afneminge, daer de Marien met anderen omstant den doot ligghenden Christum beweenen: hier in comen seer aerdighe tronien, naeckten, en lakenen, en is wel gheordineert en gheschildert: oock zijn d’affecten wel uytghebeeldt. Het landtschap is oock seer schoon en wel gedaen van Ioan Schoorel zijnen Discipel. My ghedenckt noch te hebben ghesien, niet wijt van den Dam, eenighe stucken van een ghebroken Altaer-tafel, van hem ghedaen, en was een cruycinge Christi, daer sy hem trocken en reckten op het Cruys, dat een suyver en uytmuntich dinghen was te sien. Hy hadde oock eenen Broeder, dat een fraey Schilder was, gheheeten Buys, en eenen Soon gheheeten Dierick Iacobsz. Van desen zijn t’Amsterdam op de Doelen verscheyden Conterfeytselen nae t’leven. Onder ander isser van hem een conterfeytsel, daer een handt in comt, soo schoon en verheven uytmuntende, datse van yeder schier wort verwondert, en gepresen, om dies wille datter oock Iacob Roevaert groot gelt van heeft gheboden, om te moghen daer uyt nemen. Desen Dierick Iacobsz. is ghestorven Ao. 1567. oudt in de 70. Iaer. Iacob Cornelisz. is oock in grooten ouderdom gestorven. Van hem sietmen somtijts nae gelaten eenighe houte printen, te weten, negen ronde Passi-stucken, seer wercklijck gheordineert en gehandelt. Noch een ander Passie in hout, viercante stucken, en neghen seer aerdighe Mannen te Peerde in houte print, wesende de negen beste, en zijn heel aerdich en cluchtigh ghedaen.

manderfol207r

Karel van Mander, Het schilder-boeck, eerste uitgave Haarlem 1604, fol. 207r

manderfol207v

Karel van Mander, Het schilder-boeck, eerste uitgave Haarlem 1604, fol. 207v