Saul bij de heks van Endor, 1526

Jacob Cornelisz. van Oostsanen (gemonogrammeerd)
1526 (gedateerd)
87,5 x 125 cm
Amsterdam, Rijksmuseum

Deze in de schilderkunst zeer ongebruikelijke voorstelling is zonder twijfel de meest buitenissige die Jacob Cornelisz. van Oostsanen heeft gemaakt. Het schilderij toont de heks van Endor, die zittend in een heksenkring, door middel van haar toverkunsten de profeet Samuel uit de dood wekt (1 Samuel 28:3-20). In het midden zien we Samuel als een zombie uit zijn tombe oprijzen. Saul wilde dat de heks de uitslag zou voorspellen van zijn veldslag tegen de Filistijnen. In de ‘seance’ werd Sauls nederlaag en ondergang voorspeld. Dit verzoek tot heidense tovenarij was de laatste in een reeks van God onwelgevallige daden, die ertoe leidden dat Hij zich van Saul afwendde. Op de achtergrond zien we Samuel aan Saul, ongetwijfeld in niet mis te verstane bewoordingen, zijn ongenoegen uiten over de verstoring van zijn eeuwige rust. Daarachter vindt de veldslag plaats en komen Saul en zijn zonen om het leven (1 Samuel 31:3-6).

Jacob Cornelisz. van Oostsanen voegde aan het bijbelverhaal een aantal in die tijd gangbare denkbeelden over heksen toe, zoals de op een bezemsteel rondvliegende heks. Uit dit ietwat beklemmende schilderij uit 1526 blijkt dat Jacob Cornelisz. in de laatste periode van zijn leven een ingrijpende stijlverandering heeft ondergaan. De uitermate gedetailleerde stijl uit zijn vroege werken heeft plaats gemaakt voor een aanzienlijk soberder stijl, die indruk tracht te maken op de toeschouwer door gebruik te maken van spectaculaire elementen in plaats van de toepassing van een veelheid aan (afleidende) details.

De datering en de signatuur staan aan de onderzijde – in het midden – op een geschilderd stukje ‘papier’, dat door nageltjes wordt vastgehouden. Het idee van dit ‘oogbedriegertje’ (trompe-l’oeuil) werd later ook door Jan van Scorel en Maarten van Heemskerck in hun schilderijen gebruikt.

Opmerkelijk is dat het schilderij behalve een jaartal zelfs ook een datum bevat: 29 november. Helen Wüstefeld presenteerde recent een nieuwe, plausibele theorie waarin zij deze datum verbindt aan de bijzondere voorstelling van het schilderij en politieke en actuele gebeurtenissen in 1526. Zij beschouwt het schilderij als een moralistische parodie op het gedrag van Christiaan II, de verbannen Deense koning die sinds 1523 in de Nederlanden verbleef en die zich sterk liet beïnvloeden door een Hollandse raadgeefster (Mor Sigbrit) die volgens sommigen een ‘heks’ was.

Literatuur

Jacobsbode 24, juli 2013

Wüstefeld 2011